ECLI:NL:CRVB:2019:1736

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
24 mei 2019
Zaaknummer
17/6710 NIOAW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening IOAW-uitkering en terugvordering bij dringende redenen

In deze zaak gaat het om de herziening van de IOAW-uitkering van de appellant over de maanden juni en juli 2016, de intrekking van de uitkering per 1 augustus 2016 en de terugvordering van een te veel betaalde uitkering van € 2.009,94 bruto. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het besluit van 2 februari 2017 ongegrond verklaarde. In hoger beroep is enkel de vraag aan de orde of het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam van terugvordering moet afzien wegens dringende redenen.

Appellant stelt dat het beleid van het college over dringende redenen niet voldoende is gemotiveerd en dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat van terugvordering wordt afgezien. Hij wijst op zijn openheid over zijn werkzaamheden en inkomsten, die zijn opgegaan aan kosten en schulden. Appellant heeft een betalingsregeling van € 50,- per maand getroffen, wat volgens hem aantoont dat hij in financiële problemen verkeert.

De Raad oordeelt dat het beleid van het college over terugvordering voldoende gemotiveerd en duidelijk is. Het college moet bij de beoordeling van dringende redenen rekening houden met onaanvaardbare sociale of financiële consequenties, maar de Raad concludeert dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de terugvordering leidt tot dergelijke consequenties. De omstandigheden van appellant, zoals schulden en een beperkte financiële situatie, zijn onvoldoende om van terugvordering af te zien. Het hoger beroep wordt dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

Uitspraak

17.6710 NIOAW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2017, 17/1463 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 14 mei 2019
Zitting heeft: W.H. Bel
Griffier: J. Tuit
Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. drs. ir. G.A.S. Maduro, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.L. Jagt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Het gaat in deze zaak om de herziening van de uitkering op basis van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) van appellant over de maanden juni en juli 2016, de intrekking van de IOAW-uitkering met ingang van 1 augustus 2016 en de terugvordering van de te veel betaalde uitkering tot een bedrag van € 2.009,94 bruto, waarbij het college het aflossingsbedrag heeft vastgesteld op € 50,- per maand.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 2 februari 2017 ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil of het college van terugvordering moet afzien wegens dringende redenen. Appellant heeft aangevoerd dat het beleid van het college over dringende redenen niet is gemotiveerd. Volgens appellant is niet duidelijk wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden of onaanvaardbare sociale of financiële consequenties. Appellant is open geweest over zijn werkzaamheden en inkomsten. Zijn inkomsten zijn opgegaan aan kosten en schulden. Uit de getroffen betalingsregeling van € 50,- per maand blijkt dat appellant het niet breed heeft. Er is volgens appellant dus sprake van bijzondere omstandigheden en onaanvaardbare financiële consequenties.
4. Het beleid van het college over de terugvordering van te veel betaalde uitkering is neergelegd in de Beleidsregels opschorting, intrekking en terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ Rotterdam 2016. Deze beleidsregels zijn gepubliceerd op overheid.nl en dus voor iedereen kenbaar. Op grond van artikel 5, aanhef en onder e, van de beleidsregels kan het college geheel of gedeeltelijk van terugvordering afzien als de belanghebbende een beroep doet op de aanwezigheid van dringende redenen en dit beroep gehonoreerd wordt. In de toelichting bij deze bepaling staat het volgende: “Bij dringende redenen gaat het om bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Er moet iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand zijn om te rechtvaardigen dat van de regel wordt afgeweken. Gedacht moet worden aan incidentele gevallen waarbij vastgestelde behoeftige omstandigheden van minderjarige gezinsleden van de belanghebbende op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn.”
5. De Raad acht dit beleid voldoende gemotiveerd en duidelijk. Het ter zitting ingenomen standpunt van het college, dat sprake moet zijn van onaanvaardbare sociale of financiële consequenties en dat dit per geval moet worden afgewogen, is in lijn met dit beleid. In hetgeen appellant heeft aangevoerd zijn, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, geen bijzondere omstandigheden gelegen op grond waarvan het college van terugvordering moet afzien. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de terugvordering leidt tot onaanvaardbare sociale of financiële consequenties. De omstandigheid dat appellant het niet breed heeft, schulden heeft en diverse betalingsregelingen heeft getroffen is hiervoor onvoldoende. Het hoger beroep slaagt dus niet.
6. Voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) J. Tuit (getekend) W.H. Bel