ECLI:NL:CRVB:2019:1752

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
17/2960 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens overlijden appellant zonder erfgenamen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 mei 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 17/2960 PW-PV. Het hoger beroep was ingesteld door wijlen de appellant, die in leven laatstelijk woonachtig was te [woonplaats]. De appellant is in 2017 overleden, en er hebben zich geen erfgenamen gemeld om het hoger beroep over te nemen. De zitting vond plaats op 14 mei 2019, waarbij de griffier J. Tuit aanwezig was. Van de zijde van de erfgenamen is niemand verschenen, terwijl het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven zich liet vertegenwoordigen door drs. N.M.H.A. van Hirtum.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit is genomen omdat er geen erfgenamen zijn die de appellant als partij in het geding hebben opgevolgd en het geding willen voortzetten. Ondanks een aankondiging in de Staatscourant op 9 april 2019, hebben zich geen belanghebbenden gemeld om als partij aan het geding deel te nemen. Hierdoor is het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep komen te ontvallen. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen dat het ontbreken van erfgenamen leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. De beslissing is vastgelegd in een proces-verbaal, ondertekend door de griffier en het lid van de enkelvoudige kamer.

Uitspraak

17.2960 PW-PV, 17/2961 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 1 maart 2017, 16/507, 16/2655 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
wijlen [naam appellant] , in leven laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (college)
Datum uitspraak: 14 mei 2019
Zitting heeft: W.H. Bel
Griffier: J. Tuit
Van de zijde van de erfgenamen is niemand verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. N.M.H.A. van Hirtum.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Namens appellant heeft mr. J. van de Wiel, advocaat, hoger beroep ingesteld. Daarna is appellant [in] 2017 overleden. Niet is gebleken van erfgenamen die appellant als partij in het onderhavige geding zijn opgevolgd en het geding zouden willen voortzetten. Ook na aankondiging in de Staatscourant van 9 april 2019 hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding deel te mogen nemen. Hieruit volgt dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen. Het hoger beroep van appellant wordt om die reden niet-ontvankelijk verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) J. Tuit (getekend) W.H. Bel