ECLI:NL:CRVB:2019:193
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen intrekking bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een appellante die sinds 2 september 2013 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het dagelijks bestuur van Stroomopwaarts MVS heeft op 26 augustus 2014 de bijstand van appellante ingetrokken over de periode van 2 september 2013 tot en met 28 februari 2014, omdat zij de inlichtingenverplichting zou hebben geschonden door niet te melden dat zij samenwoont. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar het dagelijks bestuur heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat zou zijn ingediend.
De rechtbank heeft in haar uitspraak bevestigd dat appellante haar bezwaarschrift te laat heeft ingediend en dat er geen bewijs is dat zij eerder een bezwaarschrift heeft ingediend. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, maar de Raad heeft geoordeeld dat de gronden van appellante een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd. De Raad heeft geen redenen gevonden om af te wijken van het oordeel van de rechtbank en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De Raad heeft ook opgemerkt dat er geen aanwijzingen zijn dat appellante contact heeft opgenomen over een eerder ingediend bezwaarschrift. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.