ECLI:NL:CRVB:2019:2216
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens onvoldoende financiële informatie
Op 9 juli 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante en haar echtgenoot, die sinds 27 maart 2015 bijstand ontvingen op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland had de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en een bedrag van € 12.019,87 teruggevorderd, omdat appellante en haar echtgenoot geen of onvolledige informatie over hun financiële situatie hadden verstrekt.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten voor zover het de intrekking van de bijstand betrof. De rechtbank oordeelde dat appellante en haar echtgenoot de inlichtingenverplichting hadden geschonden, omdat zij niet alle gevraagde informatie hadden overgelegd. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij wel degelijk alle benodigde informatie had verstrekt en dat de rechtbank de door haar overgelegde bewijsstukken onvoldoende had gewaardeerd.
De Raad heeft de gronden van appellante in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze een herhaling waren van de eerder aangevoerde argumenten. De Raad heeft de motivering van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellante geen bewijs van de gestelde geldlening had overgelegd. De Raad heeft het hoger beroep verworpen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, zonder veroordeling in de proceskosten.