ECLI:NL:CRVB:2019:2279
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herhaalde aanvraag om wijziging van WAO-uitkering en geschiktheid voor magazijnwerk
In deze zaak gaat het om een herhaalde aanvraag van appellant om wijziging van zijn WAO-uitkering, die oorspronkelijk in 2002 was toegekend. Appellant, die in 1998 vanuit Turkije naar Nederland kwam, had een aangeboren heupafwijking en werkte als schoonmaker en magazijnmedewerker. Na een val op het werk in 2000 meldde hij zich ziek. In 2002 werd hem een WAO-uitkering toegekend op basis van zijn werk als schoonmaker, waarbij zijn werk als magazijnmedewerker niet werd meegeteld vanwege zijn heupbeperkingen. Appellant heeft in 2015 verzocht om zijn uitkering te herzien en het werk als magazijnmedewerker mee te tellen, maar het Uwv wees dit verzoek af, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had geoordeeld en dat appellant geen nieuwe informatie had aangeleverd die zijn verzoek kon onderbouwen. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit niet evident onredelijk was en bevestigde de eerdere uitspraak.