ECLI:NL:CRVB:2019:2302
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Onterecht aangemerkt bedrag als niet-gemelde inkomsten in bijstandszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, die sinds 23 februari 1989 bijstand ontvangt, werd geconfronteerd met een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gouda. Dit college had een bedrag van € 932,- aangemerkt als niet-gemelde inkomsten, gebaseerd op een melding van de politie dat appellant was aangehouden met een bedrag van € 935,- in zijn bezit. De sociale recherche voerde een onderzoek uit naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening aan appellant, wat leidde tot het bestreden besluit van 28 februari 2017, waarin het college de bijstandsverlening aan appellant herzag en een boete oplegde.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat het gebruik van politiegegevens door het college in strijd was met de Wet politiegegevens en dat het college ten onrechte aannemelijk had geacht dat hij inkomsten had genoten in de betreffende periode. De Raad oordeelde dat het college niet had voldaan aan de bewijslast om aan te tonen dat het bedrag van € 932,- afkomstig was uit niet-gemelde inkomsten. De Raad concludeerde dat het college onvoldoende bewijs had geleverd en dat de opgelegde boete niet gerechtvaardigd was.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, het beroep van appellant werd gegrond verklaard en het bestreden besluit werd vernietigd wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.072,- bedroegen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door A. Stehouwer, met E. Stumpel als griffier.