In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 1 januari 2009 een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) ontving, had zijn AIO-aanvulling zien intrekken door de Sociale verzekeringsbank (Svb) vanwege de waarde van een woning in Bosnië en Herzegovina. De Svb baseerde zich op informatie van de Servische belastingdienst, waaruit bleek dat de woning een waarde had van 103.713,48 KM (omgerekend € 53.028,67). De appellant was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de woning veel minder waard was, omdat deze in 1985 was gebouwd en niet nieuw was.
De Raad heeft vastgesteld dat de Svb terecht de waarde van de woning heeft gehanteerd zoals vermeld in het document van de Servische belastingdienst. De appellant heeft geen verifieerbare gegevens overgelegd die de lagere waarde onderbouwen. De Raad heeft de intrekking van de AIO-aanvulling met ingang van 1 maart 2017 bevestigd, maar heeft het besluit van de Svb tot terugvordering van de teveel ontvangen AIO-aanvulling vernietigd. De Raad oordeelde dat de Svb het terugvorderingsbesluit niet langer kon handhaven, omdat de appellant geen gemachtigde had en er geen aanleiding was om de Svb te veroordelen in de kosten van rechtsbijstand.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve en verifieerbare gegevens bij de waardebepaling van onroerend goed in het kader van sociale zekerheidsvoorzieningen. De Raad heeft de Svb opgedragen het betaalde griffierecht aan de appellant te vergoeden.