ECLI:NL:CRVB:2019:2326

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juli 2019
Publicatiedatum
16 juli 2019
Zaaknummer
17/6259 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de situatie van duurzaam gescheiden leven in het kader van de AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Duitsland, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) die zijn ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) had herzien. De Svb stelde dat appellant gehuwd was en dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, wat van invloed was op zijn pensioen. De rechtbank had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, wat appellant in hoger beroep aanvecht.

De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en geoordeeld dat er geen aanleiding is om tot een ander oordeel te komen. De Raad concludeert dat appellant niet heeft aangetoond dat er sprake is van duurzaam gescheiden leven. De feiten en omstandigheden, zoals het gezamenlijke eigendom van een pand en het regelmatig contact tussen appellant en zijn echtgenote, wijzen niet op een gewilde verbreking van de echtelijke samenleving. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.6259 AOW

Datum uitspraak: 8 juli 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 augustus 2017, 17/2077 (aangevallen uitspraak), en op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Duitsland (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.S. Pot, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Pot. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.J.A. Erkens-Hanssen.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 23 september 2016, in stand gelaten bij beslissing op bezwaar van 23 februari 2017 (bestreden besluit), heeft de Svb het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) van appellant met ingang van mei 2016 herzien in een ouderdomspensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde zonder toeslag. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat appellant gehuwd is en uit een onderzoek naar de leefsituatie van appellant en zijn echtgenote, waarbij een huisbezoek heeft plaatsgevonden, is gebleken dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat aan het bestreden besluit een onrechtmatig huisbezoek ten grondslag ligt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat los van het huisbezoek is gebleken dat geen sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank heeft hierbij onder verwijzing naar de vaste rechtspraak van de Raad, uitspraak van 23 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1159, over de toetsing van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW de feiten van belang geacht zoals deze blijken uit de verklaring van de echtgenote van appellant van 30 april 2015 en de verklaringen van appellant van 13 mei 2015 en 5 juni 2015 en het bezwaarschrift van 9 november 2016. Uit deze stukken is volgens de rechtbank onder meer gebleken dat appellant en zijn echtgenote financieel met elkaar zijn verbonden omdat zij gezamenlijk eigenaar zijn van het pand waarin zij in afzonderlijke appartementen wonen, dat appellant kluswerkzaamheden in het appartement van zijn echtgenote verricht en dat appellant beschikt over de sleutel van het appartement van zijn echtgenote. Verder nog het feit dat een medewerker van de Svb de echtgenote aan de telefoon kreeg toen appellant werd gebeld en zij meedeelde dat appellant niet aanwezig was.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd voor zover de rechtbank daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand heeft gelaten. Volgens appellant blijkt uit wat hij en zijn echtgenote hebben verklaard dat er geen sprake kan zijn van een situatie dat zij als gehuwd kunnen worden aangemerkt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Er is geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank. De overwegingen van de rechtbank over de gronden van het beroep die tot dat oordeel hebben geleid, worden overgenomen. Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, biedt geen aanknopingspunten om tot een vernietiging van de aangevallen uitspraak te komen. De Raad voegt daar het volgende aan toe. Vast staat dat appellant is gehuwd. Het ligt dan op zijn weg te onderbouwen dat sprake is van een situatie waaruit blijkt dat sprake is van duurzaam gescheiden leven. Hiervan is ook in hoger beroep niet gebleken. Uit de door de rechtbank genoemde feiten en omstandigheden en uit het feit dat uit de verklaringen van 30 april 2015 en 13 mei 2015 ook blijkt dat appellant en zijn echtgenote regelmatig contact met elkaar hebben, blijkt niet ondubbelzinnig dat sprake is van een gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, waarbij ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en dat dit door één van hen als bestendig is bedoeld. Dat appellant, zoals hij stelt, in het appartement van zijn echtgenote klust als zij er niet is, als ook zijn toelichting dat de verzekeringsvoorschriften in Duitsland voorschrijven dat er een sleutel beschikbaar moet zijn, doet aan het voorgaande niet af.
4.2.
Uit wat bij 4.1 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt. Gelet hierop zal het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door H. Benek, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2019.
(getekend) H. Benek
(getekend) J. Smolders
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.

VC