ECLI:NL:CRVB:2019:2326
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de situatie van duurzaam gescheiden leven in het kader van de AOW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Duitsland, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) die zijn ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) had herzien. De Svb stelde dat appellant gehuwd was en dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, wat van invloed was op zijn pensioen. De rechtbank had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en geoordeeld dat er geen aanleiding is om tot een ander oordeel te komen. De Raad concludeert dat appellant niet heeft aangetoond dat er sprake is van duurzaam gescheiden leven. De feiten en omstandigheden, zoals het gezamenlijke eigendom van een pand en het regelmatig contact tussen appellant en zijn echtgenote, wijzen niet op een gewilde verbreking van de echtelijke samenleving. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.