ECLI:NL:CRVB:2019:2350
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking van ziekengeld en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de intrekking van zijn ziekengeld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die eerder als productiemedewerker werkte, meldde zich ziek met dermatologische en psychische klachten. Na een eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) concludeerde het Uwv dat appellant meer dan 65% van zijn loon kon verdienen en beëindigde het ziekengeld. Appellant meldde zich opnieuw ziek na een auto-ongeluk en het Uwv trok opnieuw het ziekengeld in, wat leidde tot de huidige procedure. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, en appellant ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was en dat appellant geschikt was voor ten minste één van de in het kader van de EZWb geduide functies. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde.