Uitspraak
17.7122 AKW
11 september 2017, 17/1095 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
[datum in 7] 2005), [I] (geboren op [datum in 8] 2009) en [J] (geboren op [datum in 9] 2012) kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) ontvangen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, ontving kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor zijn kinderen. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft echter besloten de kinderbijslag te beëindigen met ingang van het vierde kwartaal van 2016, omdat het jongste kind van de appellant, [C], op [datum in] 2016 18 jaar werd. Dit betekende dat de appellant niet meer voldeed aan de voorwaarden voor het ontvangen van kinderbijslag, aangezien hij vanaf 1 januari 2006 niet meer verzekerd was voor de AKW.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant tot 1 januari 2000 verzekerd was voor de AKW en dat hij, op basis van de overgangsregeling, verzekerd bleef zolang het jongste kind waarvoor hij recht had op kinderbijslag nog geen 18 jaar was. De Svb heeft het bezwaar van de appellant tegen de beëindiging van de kinderbijslag ongegrond verklaard, wat door de rechtbank werd bevestigd. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de Svb de kinderbijslag niet had mogen beëindigen, maar de Raad oordeelde dat de beëindiging terecht was, omdat de appellant niet meer aan de voorwaarden voldeed na de 18e verjaardag van [C].
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H. Benek, in tegenwoordigheid van griffier J. Smolders, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2019.