ECLI:NL:CRVB:2019:2382

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juli 2019
Publicatiedatum
19 juli 2019
Zaaknummer
17-7122 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van kinderbijslag op basis van verzekeringsstatus en leeftijd van het jongste kind

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, ontving kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor zijn kinderen. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft echter besloten de kinderbijslag te beëindigen met ingang van het vierde kwartaal van 2016, omdat het jongste kind van de appellant, [C], op [datum in] 2016 18 jaar werd. Dit betekende dat de appellant niet meer voldeed aan de voorwaarden voor het ontvangen van kinderbijslag, aangezien hij vanaf 1 januari 2006 niet meer verzekerd was voor de AKW.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant tot 1 januari 2000 verzekerd was voor de AKW en dat hij, op basis van de overgangsregeling, verzekerd bleef zolang het jongste kind waarvoor hij recht had op kinderbijslag nog geen 18 jaar was. De Svb heeft het bezwaar van de appellant tegen de beëindiging van de kinderbijslag ongegrond verklaard, wat door de rechtbank werd bevestigd. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de Svb de kinderbijslag niet had mogen beëindigen, maar de Raad oordeelde dat de beëindiging terecht was, omdat de appellant niet meer aan de voorwaarden voldeed na de 18e verjaardag van [C].

De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H. Benek, in tegenwoordigheid van griffier J. Smolders, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2019.

Uitspraak

17.7122 AKW

Datum uitspraak: 8 juli 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
11 september 2017, 17/1095 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift en op verzoek van de Raad nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2019. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.J.A. Erkens-Hanssen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant woont in Marokko en ontvangt een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Hij heeft voor zijn kinderen [A] (geboren op [datum in 10] 1988), [B] (geboren op [datum in 1] 1990), [C] (geboren op [datum in 2] 1998), [D] (geboren op [datum in 3] 2001), [E] (geboren op [datum in 4] 2000), [F] (geboren op [datum in 5] 2003), [G] (geboren op [datum in 6] 2004), [H] (geboren op
[datum in 7] 2005), [I] (geboren op [datum in 8] 2009) en [J] (geboren op [datum in 9] 2012) kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) ontvangen.
1.2.
Bij besluit van 5 december 2016 heeft de Svb aan appellant meegedeeld dat hij met ingang van het vierde kwartaal van 2016 geen kinderbijslag meer krijgt.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 17 januari 2017 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 5 december 2016 ongegrond verklaard. Hieraan is ten grondslag gelegd dat appellant op grond van de overgangsregeling na 1 januari 2000 verzekerd is gebleven voor de AKW, zolang het jongste kind waarvoor hij over het vierde kwartaal van 1999 recht had op kinderbijslag nog geen 18 jaar is. Nu [C] , het jongste kind waarvoor appellant op de dag vóór 1 januari 2000 kinderbijslag kreeg, op [datum in 2] 2016 18 jaar is geworden, is appellant vanaf het vierde kwartaal van 2016 niet meer verzekerd voor de AKW.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de Svb het recht op kinderbijslag voor zijn kinderen niet had mogen beëindigen omdat appellant verzekerd is voor de AKW.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank wordt volledig onderschreven. Op grond van artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746) was appellant tot 1 januari 2000 verzekerd voor de AKW. Daarna was hij, tot 1 januari 2006, doorlopend verzekerd voor de AKW op basis van artikel 27 van KB 746. Per 1 januari 2006 is artikel 27 van KB 746 vervallen en is de rechtspositie van appellant, wat betreft de AKW, geregeld in artikel 7c van de AKW. In dit artikel is, voor zover van belang, bepaald dat degene die op grond van artikel 27 van KB 746 doorlopend verzekerd was tot 1 januari 2006 én toen ook nog recht had op kinderbijslag, dit recht behoudt zolang het jongste kind voor wie de betrokkene op 31 december 1999 recht had op kinderbijslag, de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
4.2.
Hieruit volgt dat appellant vanaf 1 januari 2006 niet meer verzekerd was voor de AKW, maar dat hij, zolang hij aan de voorwaarden hiervoor voldeed, nog wel recht had op kinderbijslag. Vanaf de datum waarop [C] 18 jaar werd, voldeed appellant niet meer aan de voorwaarden, zodat de Svb de kinderbijslag terecht heeft beëindigd.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Benek in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2019.
(getekend) H. Benek
(getekend) J. Smolders
IvR