ECLI:NL:CRVB:2019:2436
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak met betrekking tot bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juli 2019 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers, die in hoger beroep waren gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Verzoekers, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J.C. Engels, hadden bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerhugowaard, dat hen bijstand had toegekend naar de norm voor gehuwden over een afgesloten periode van 22 mei 2016 tot 22 april 2018. Het college had daarbij bedragen die op hun rekeningen waren gestort in mindering gebracht op de bijstandsverlening.
De rechtbank had het beroep van verzoekers tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna verzoekers in hoger beroep gingen en een verzoek om een voorlopige voorziening indienen. Ze stelden dat het college ten onrechte de op hun rekening gestorte bedragen als middelen voor bijstandsverlening had aangemerkt, wat had geleid tot betalingsachterstanden. Verzoekers vroegen om integrale toekenning van bijstand en stelden dat er sprake was van een spoedeisend belang.
De voorzieningenrechter overwoog dat voor het treffen van een voorlopige voorziening een actueel spoedeisend belang vereist is. In dit geval ging het om bijstandsverlening over een afgesloten periode in het verleden, en verzoekers ontvingen sinds 22 april 2018 geen bijstand meer. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen bewijs was van acute dreiging van huisuitzetting of andere ernstige financiële problemen. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was. De uitspraak werd gedaan door A. Stehouwer, met F. Demiroğlu als griffier.