ECLI:NL:CRVB:2019:2588
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum toekenning bijstand en verantwoordelijkheid voor tijdige aanvraag
In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van de toekenning van bijstand aan appellanten, die op 14 juni 2017 een aanvraag hebben ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort heeft deze aanvraag bij besluit van 6 juli 2017 met terugwerkende kracht tot 14 juni 2017 toegekend. Echter, bij een later besluit op 15 augustus 2017 heeft het college het bezwaar van appellanten tegen de ingangsdatum ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland heeft in haar uitspraak van 6 juli 2018 het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de standaard ingangsdatum rechtvaardigden.
Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat er wel degelijk bijzondere omstandigheden zijn die bijstandsverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigen. Ze hebben gesteld dat ze lange tijd onder het bijstandsniveau hebben geleefd en dat het college hiervan op de hoogte was. Ook hebben ze betoogd dat onjuiste informatie van het college hen heeft weerhouden van het indienen van een tijdige aanvraag. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij door psychische klachten of andere omstandigheden niet in staat waren om tijdig een aanvraag in te dienen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat appellanten zelf verantwoordelijk zijn voor het tijdig indienen van hun aanvraag.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het hoger beroep verworpen. Er zijn geen redenen voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de Raad geen aanleiding ziet om af te wijken van de gebruikelijke proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.