Uitspraak
18 3584 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 17 mei 2018 het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving sinds 17 januari 2013 bijstand op grond van de Participatiewet, maar had vragen over de hoogte van zijn uitkering in 2013. Het college had in een brief van 21 juli 2017 uitgelegd dat appellant in die periode minder bijstand had ontvangen vanwege een lagere alleenstaandennorm. Appellant was het niet eens met deze uitleg en verzocht de rechtbank om het college te veroordelen tot schadevergoeding wegens frauderende ambtenaren.
De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek om schadevergoeding, omdat de uitleg van het college niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de brief van het college geen rechtsgevolg had en dus geen besluit was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde zich ook onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek om schadevergoeding, omdat de gestelde schade niet onder de in artikel 8:88 van de Awb genoemde oorzaken viel.
De uitspraak werd gedaan door A. Stehouwer, met E. Stumpel als griffier, en vond plaats op 13 augustus 2019. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.