ECLI:NL:CRVB:2019:2715
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek
Op 14 augustus 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die op 18 november 2016 is ingegaan. Appellant, die eerder als conciërge werkte, had zich op 14 juli 2016 ziek gemeld met energetische klachten. Het Uwv had hem een ZW-uitkering toegekend, maar beëindigde deze op basis van een rapport van een verzekeringsarts die appellant geschikt achtte voor zijn laatst verrichte arbeid. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat het Uwv geen eenduidig beeld had van zijn werk en onvoldoende rekening hield met zijn medische beperkingen. Hij overhandigde aanvullende medische informatie van zijn behandelend psychiater en cardioloog, maar de Raad oordeelde dat deze informatie niet leidde tot een ander oordeel over zijn medische toestand.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusie dat appellant geschikt was voor zijn werkzaamheden. De Raad concludeerde dat het Uwv op goede gronden de ZW-uitkering van appellant had beëindigd en dat het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.