ECLI:NL:CRVB:2019:2717
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering WIA-uitkering en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant heeft met onderbrekingen in Nederland en Luxemburg gewerkt en heeft in 2013 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het Uwv heeft appellant medisch laten onderzoeken in Portugal, waarna is vastgesteld dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het besluit van het Uwv om de WIA-uitkering te weigeren is door de rechtbank Amsterdam in een eerdere uitspraak bevestigd. Appellant is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat het Uwv de conclusies van de Portugese artsen niet heeft gevolgd en dat zijn beperkingen zijn onderschat.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank over de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek onderschreven. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de beperkingen van appellant zijn onderschat. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. Het verzoek van appellant om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.