ECLI:NL:CRVB:2019:2899
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor inrichtingskosten door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die een pensioenuitkering en aanvullende bijstand ontvangt, had op 22 mei 2017 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor inrichtingskosten tot een bedrag van € 486,73. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, met als reden dat in de kosten al was voorzien en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij alleen kosten kon claimen die zij al had gemaakt en waarvan zij een rekening had. De Raad oordeelt echter dat appellante zelf verantwoordelijk is voor het aanleveren van alle relevante gegevens bij haar aanvraag. Tijdens de hoorzitting heeft zij geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om opheldering te geven over haar aanvraag.
De Raad concludeert dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor inrichtingskosten terecht is, omdat appellante niet heeft aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de regels rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.