ECLI:NL:CRVB:2019:2911
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bezwaartermijn niet verschoonbaar verklaard in AOW-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, geboren in 1949, had een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd, maar kreeg te maken met een korting van 56% vanwege 28 niet verzekerde jaren. Na een afwijzing van haar verzoek tot herziening van het besluit, heeft zij op 16 augustus 2016 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. Dit bezwaar werd echter niet-ontvankelijk verklaard door de Sociale verzekeringsbank (Svb) wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat zij geen bewijs had geleverd dat zij niet tijdig bezwaar kon maken. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij vanwege medische redenen niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De Raad heeft echter geoordeeld dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar was. De Raad heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift pas op 24 augustus 2016 door de Svb was ontvangen, terwijl het uiterlijk op 16 augustus 2016 ingediend had moeten zijn.
De Raad heeft de argumenten van appellante niet overtuigend geacht en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 september 2019.