ECLI:NL:CRVB:2019:2918
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van besluit inzake vergoeding hotelovernachtingen voor vervolgde op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
Op 5 september 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die een beroep had ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Het betrof de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De appellant, geboren in 1939 en erkend als vervolgde, had verschillende voorzieningen op grond van de Wuv toegekend gekregen, waaronder vergoedingen voor hotelovernachtingen voorafgaand aan poliklinische behandelingen in Centrum '45.
In eerdere besluiten was aan de appellant een vergoeding toegekend voor hotelovernachtingen in een door Centrum '45 geselecteerd hotel. Echter, de appellant had overlast ervaren in het geselecteerde hotel, wat leidde tot een verzoek om vergoeding voor overnachtingen in een ander hotel. De Raad van bestuur had dit verzoek afgewezen, met de motivering dat het verblijf in het geselecteerde hotel als adequaat en proportioneel werd beschouwd.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestreden besluit niet op een draagkrachtige motivering berustte en in strijd was met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad concludeerde dat de motivering voor het verblijf in het geselecteerde hotel onvoldoende was en dat de appellant recht had op een nieuwe beslissing op zijn bezwaar. De Raad droeg de verweerder op om een nieuwe beslissing te nemen, waarbij de proceskosten van de appellant werden vergoed tot een bedrag van € 1.123,36, inclusief griffierecht van € 46,-.