ECLI:NL:CRVB:2019:3003
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid van geselecteerde functies voor appellant met psychische en lichamelijke klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die sinds 2005 uitgevallen is met psychische klachten, had een WIA-uitkering ontvangen die in 2016 door het Uwv werd beëindigd op basis van een herbeoordeling. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beëindiging ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.
De Raad beoordeelt of er aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de arbeidskundige beoordeling. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige hebben appellant onderzocht en rapporten opgesteld, waaruit blijkt dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellant. Appellant voerde aan dat zijn lichamelijke klachten en medicijngebruik niet voldoende waren meegewogen, maar de Raad oordeelt dat er geen nieuwe medische informatie is overgelegd die de eerdere beoordelingen zou ondermijnen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de arbeidsdeskundige toereikend heeft gemotiveerd dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellant. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.