ECLI:NL:CRVB:2019:3273
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en medisch onderzoek door verzekeringsarts
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellante, die als postbezorger/koerier werkte, had zich op 7 januari 2012 ziek gemeld en ontving vanaf 31 december 2013 een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts, die vaststelde dat appellante niet meer geschikt was voor haar laatste werk maar wel belastbaar was met inachtneming van bepaalde beperkingen, heeft het Uwv haar WIA-uitkering per 31 mei 2016 beëindigd. Appellante ging hiertegen in beroep, maar het Uwv verklaarde haar bezwaar ongegrond.
De rechtbank Gelderland oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de klachten van appellante adequaat waren beoordeeld. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar medische belastbaarheid niet overtuigend was gemotiveerd. De Raad oordeelde echter dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts voldoende zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante.