Uitspraak
18.429 PW-PV, 18/1441 PW-PV
(aangevallen uitspraken)
BESLISSING
5 januari 2017. De te beoordelen perioden lopen van 23 juni 2016 tot en met 21 juli 2016 en van 5 januari 2017 tot en met 1 mei 2017.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de afwijzing van aanvragen om bijstand van een appellante, die in geschil zijn. De aanvragen zijn gedaan op 23 juni 2016 en 5 januari 2017, met te beoordelen perioden van 23 juni 2016 tot en met 21 juli 2016 en van 5 januari 2017 tot en met 1 mei 2017. Het college van burgemeester en wethouders van Hengelo heeft de aanvragen afgewezen, omdat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken van de rechtbank. De Raad oordeelt dat appellante onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over haar financiële situatie. Uit de overgelegde bankafschriften blijkt dat zij vrijwel geen pintransacties heeft verricht voor dagelijkse kosten en er zijn geen opnames voor levensonderhoud zichtbaar. Appellante heeft weliswaar gesteld dat zij goederen van de supermarkt ontvangt die over de datum zijn en dat zij ondersteuning krijgt van de Voedselbank, maar dit biedt geen afdoende verklaring voor haar financiële situatie.
Daarnaast heeft appellante aangegeven dat haar dochters haar financieel ondersteunen, maar zij heeft geen verifieerbare gegevens verstrekt over de aard en omvang van deze ondersteuning. Hierdoor blijft onduidelijkheid bestaan over de geldstromen. De Raad volgt appellante niet in haar stelling dat er sprake is van bewijsnood en dat van haar geen sluitende administratie mag worden verwacht. Aangezien appellante geen volledige openheid van zaken heeft gegeven, kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld en is de afwijzing van de aanvragen terecht.