ECLI:NL:CRVB:2019:3326
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van besluit tot medeterugvordering in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.L. van Os, heeft hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om herziening van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. Dit besluit, genomen op 23 maart 2011, betrof de intrekking van bijstand aan de appellant en een medeterugvordering van bijstandsbetalingen op grond van een gezamenlijke huishouding met een partner die betrokken was bij een hennepkwekerij.
De Raad heeft vastgesteld dat het college het verzoek van de appellant om herziening op 17 november 2017 heeft afgewezen, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat er sprake was van een strafrechtelijk sepot met betrekking tot de hennepkwekerij, maar de Raad oordeelde dat dit niet als nieuw feit kon worden aangemerkt, aangezien het sepot enkel betrekking had op de partner van de appellant en niet op de appellant zelf.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college terecht het verzoek van de appellant heeft afgewezen en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank terecht ongegrond is verklaard. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.