Uitspraak
18.4620 AWBZ
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
Op 6 november 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) dat aan appellante was verleend door het zorgkantoor Menzis. Appellante had een pgb van € 5.442,15 ontvangen voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor het jaar 2014. Het zorgkantoor trok dit pgb per 1 juli 2014 in en vorderde een bedrag van € 2.451,35 terug, omdat appellante niet had voldaan aan de verplichtingen om het pgb deugdelijk te verantwoorden. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het zorgkantoor ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het zorgkantoor terecht het pgb had ingetrokken en de terugvordering had ingesteld. Appellante had niet overtuigend aangetoond dat het pgb was aangewend voor de betaling van zorg. De Raad concludeerde dat het zorgkantoor bevoegd was om de intrekking en terugvordering door te voeren, aangezien appellante de voorschotten niet had gebruikt voor de zorg waarvoor deze waren bedoeld. De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af.