Uitspraak
16.7335 WIA
mr. Kramer verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sluijs.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam met betrekking tot zijn WIA-uitkering. Appellant, die als schoonmaker heeft gewerkt, is op 27 juli 2011 uitgevallen door chronische been- en voetklachten. Het Uwv heeft hem een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar na een herbeoordeling in 2015 is het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 43,55%. Appellant heeft verzocht om een herbeoordeling wegens verslechtering van zijn gezondheid, wat leidde tot een nieuw besluit van het Uwv waarin het arbeidsongeschiktheidspercentage werd vastgesteld op 44,85%. Appellant ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige hebben alle relevante medische informatie in hun beoordeling betrokken. Appellant heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die zijn standpunt ondersteunt. De Raad heeft ook het verzoek van appellant om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen afgewezen, omdat er geen twijfel bestond over de conclusies van de verzekeringsarts.
Daarnaast heeft appellant schadevergoeding gevraagd wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met twee maanden is overschreden en heeft een schadevergoeding van € 500,- toegewezen aan appellant, te betalen door de Staat der Nederlanden. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om vergoeding van wettelijke rente afgewezen. De Staat is ook veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 640,-.