ECLI:NL:CRVB:2019:3558
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante. Appellante had zich ziek gemeld op 15 februari 2010 en ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Werkloosheidwet. Na een wachttijd van 104 weken weigerde het Uwv op 13 februari 2012 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een verslechtering van haar gezondheid in 2015, werd haar een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend, maar op 1 oktober 2016 werd haar WIA-uitkering beëindigd omdat het Uwv haar arbeidsongeschiktheid op dat moment opnieuw had beoordeeld en vastgesteld dat deze minder dan 35% was.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Den Haag heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ook ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat haar beperkingen niet juist waren vastgelegd. De Raad heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van appellante op 1 oktober 2016 niet zijn onderschat. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en bevestigd dat appellante in staat is om de geselecteerde functies te vervullen, ondanks haar klachten.
De Raad heeft geconcludeerd dat er geen reden is om de eerdere beslissing van het Uwv te herzien en heeft het hoger beroep van appellante afgewezen. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.