ECLI:NL:CRVB:2019:358

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 januari 2019
Publicatiedatum
6 februari 2019
Zaaknummer
17/1774 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de wijziging van AOW-pensioenen op basis van gehuwdenstatus

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) betreffende de wijziging van de aan appellanten toegekende ouderdomspensioenen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Svb had de pensioenen van appellante en appellant gewijzigd van de norm voor ongehuwden naar de norm voor gehuwden, en had teveel betaalde pensioenen teruggevorderd. Dit gebeurde op basis van het onweerlegbare rechtsvermoeden dat appellanten vanaf 15 november 2012 als gehuwden moesten worden aangemerkt, omdat zij op hetzelfde adres stonden ingeschreven.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam, waarin werd geoordeeld dat de Svb terecht had vastgesteld dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad oordeelde dat de Svb niet gehouden was om nader onderzoek te doen naar de stelling van appellanten dat appellant pas in maart 2015 op het adres zijn hoofdverblijf had. De Raad concludeerde dat de Svb voldoende bewijs had geleverd dat appellant vanaf 15 november 2012 op hetzelfde adres woonde als appellante, en dat zij als gehuwden moesten worden aangemerkt.

De uitspraak benadrukt het belang van de inschrijving op het woonadres en de inlichtingenverplichting van de aanvragers van AOW-pensioenen. De hoger beroepen van appellanten werden afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en de griffier heeft het proces-verbaal ondertekend.

Uitspraak

17.1774 AOW-PV, 17/1775 AOW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 2 februari 2017, 16/2950 en 16/2837 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 8 januari 2019
Zitting heeft: J.L Boxum als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: J. Smolders
De zaken zijn ter zitting gevoegd behandeld.
Namens appellanten is verschenen mr. drs. ir. G.A.S. Maduro BA. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Herder.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Het gaat in deze zaken om besluiten van 16 juli 2015 en 20 juli 2015 waarbij de Svb de aan appellanten toegekende ouderdomspensioenen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW-pensioen) voor appellante vanaf 1 december 2012 en voor appellant vanaf
1 februari 2014 heeft gewijzigd van ouderdomspensioenen naar de norm voor een ongehuwde in ouderdomspensioenen naar de norm voor een gehuwde en teveel betaalde pensioenen heeft teruggevorderd op de grond dat appellanten vanaf 15 november 2012 als gehuwden moeten worden aangemerkt.
De Svb heeft aannemelijk gemaakt dat appellant vanaf 15 november 2012 zijn hoofdverblijf heeft op hetzelfde adres als appellante. Appellant staat vanaf 15 november 2012 ingeschreven op dit adres. Bij de inschrijving op dit adres heeft appellant niet vermeld dat het om een postadres ging. Verder heeft appellant bij zijn aanvraag van 6 januari 2014 om een
AOW-pensioen ook dit adres als woonadres opgegeven. Voor zover dit toen niet juist zou zijn geweest, heeft appellant daarbij de inlichtingenverplichting geschonden. Appellanten hebben verder desgevraagd aan de Svb te kennen gegeven dat zij geen gegevens over kunnen leggen die hun stelling onderbouwen dat appellant pas in maart 2015 op dit adres zijn hoofdverblijf heeft gekregen en daarvóór op andere adressen heeft verbleven. Anders dan appellanten hebben aangevoerd, was de Svb onder deze omstandigheden niet gehouden nader onderzoek te doen naar de juistheid van die stelling.
Nu tevens vaststaat dat uit de relatie van appellanten drie kinderen zijn geboren, heeft de Svb terecht vanaf 15 november 2012 een gezamenlijke huishouding van appellanten aanwezig geacht en appellanten als gehuwden aangemerkt.
De hoger beroepen slagen niet.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) J. Smolders (getekend) J.L. Boxum
md