ECLI:NL:CRVB:2019:3608

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 november 2019
Publicatiedatum
14 november 2019
Zaaknummer
18/5855 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet ingeleverd inkomstenformulier

Op 11 november 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van Purmerend. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante, die geen inkomstenformulier over november 2017 heeft ingeleverd. Het college had de bijstand van appellante met ingang van 1 november 2017 ingetrokken en een bedrag van € 49,33 teruggevorderd. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat appellante, die wisselende alimentatie-inkomsten ontving, niet voldeed aan haar inlichtingenverplichting door het niet indienen van het inkomstenformulier. Appellante had de bijstand over november 2017 teruggestort en verklaard geen gebruik meer te maken van de bijstand, maar heeft geen inzicht gegeven in haar financiële situatie.

Uitspraak

18/5855 PW-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 11 november 2019
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 2 november 2018, 18/2572 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Purmerend (college)
Zitting heeft: G.M.G. Hink als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: L.R. Daman
Namens appellante is mr. E.E. Dekker, advocaat, ter zitting verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.G. van der Eijk.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij besluit van 23 februari 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 14 mei 2018 (bestreden besluit), heeft het college de bijstand van appellante met ingang van 1 november 2017 ingetrokken en de kosten van bijstand tot een bedrag van € 49,33 van appellante teruggevorderd. Aan de intrekking heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante, die wisselende inkomsten uit alimentatie ontving welke op de bijstand in mindering werden gebracht, geen inkomstenformulier over de maand november 2017 heeft overgelegd. Zij heeft de door het college aan haar uitbetaalde bijstand over de maand november 2017 teruggestort en bij e-mail van 15 december 2017 verklaard dat er voorlopig geen verantwoording meer valt af te leggen, omdat zij geen gebruik maakt van de bijstand. Aan herhaaldelijke verzoeken van het college om het inkomstenformulier toe te zenden heeft appellante geen gehoor gegeven. Dit betekent dat het recht op bijstand met ingang van 1 november 2017 niet kan worden vastgesteld. De terugvordering van het bedrag van € 49,33 betreft het bedrag van de bijstand dat in verband met een lopend beslag is uitbetaald aan een derde.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat vaststaat dat appellante over november 2017 geen inkomstenformulier heeft ingeleverd, noch op andere manier inzicht heeft gegeven in haar inkomsten vanaf november 2017. Gelet op het feit dat bij appellante sprake was van wisselende (alimentatie)inkomsten, waren deze gegevens onmiskenbaar van belang voor het vaststellen van haar recht op bijstand. De rechtbank volgt appellante niet in haar betoog dat zij de inkomstenformulieren niet hoefde in te vullen omdat het college op de hoogte was van haar financiële situatie. Evenmin maakt het feit dat appellante de bijstand over november 2017 aan het college heeft teruggestort, of het feit dat zij het niet eens was met een bepaalde gang van zaken, dat appellante niet aan haar inlichtingenverplichting hoeft te voldoen. Appellante heeft de op haar rustende inlichtingenverplichting geschonden. Appellante heeft in bezwaar noch beroep aannemelijk gemaakt dat zij als zij wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, wel recht op bijstand zou hebben gehad. Zij heeft in het geheel geen inzicht gegeven in haar financiële situatie. Dit betekent dat het college gehouden was de bijstand van appellante vanaf 1 november 2017 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen.
De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellante heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen waarop dat oordeel rust. De Raad voegt hier nog aan
toe dat appellante ook in hoger beroep heeft nagelaten, aan de hand van objectieve en verifieerbare gegevens, inzicht te geven in haar financiële situatie.
Dit betekent dat de intrekking en terugvordering van de bijstand in stand blijven. Het hoger beroep van appellante slaagt niet.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) L.R. Daman (getekend) G.M.G. Hink