ECLI:NL:CRVB:2019:3651

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 november 2019
Publicatiedatum
18 november 2019
Zaaknummer
19/75 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 november 2019 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere beslissing waarbij zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die rechtvaardigen dat appellant niet in verzuim is geweest. De gemachtigde van appellant, mr. M. Adansar, had verzet aangetekend, maar de Raad toonde begrip voor de moeilijke persoonlijke omstandigheden van de gemachtigde. Desondanks kon dit niet leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. De termijn voor het indienen van het hoger beroep was op 10 december 2018 verstreken, terwijl het hogerberoepschrift pas op 3 januari 2019 was ontvangen. De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de gemachtigde was om tijdig hulp in te schakelen om de termijnen te waarborgen. De uitspraak van de Raad van 1 mei 2019, die de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep bevestigde, bleef daarmee in stand. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Datum uitspraak: 15 november 2019
19/75 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 29 oktober 2018, 17/3303 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 1 mei 2019 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellant heeft mr. M. Adansar verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 4 oktober 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Adansar. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 1 mei 2019 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was
10 december 2018. Het hogerberoepschrift is op 3 januari 2019 per fax door de Raad ontvangen. De termijn voor het instellen van hoger beroep is daarmee overschreden.
In verzet heeft de gemachtigde van appellant te kennen gegeven dat zij in de periode waarin hoger beroep moest worden ingesteld door persoonlijke omstandigheden in een zeer zware emotionele periode verkeerde. Zij kon hierdoor haar handelen en de taken die voor haar lagen, niet meer volledig overzien. Zij heeft een eenmanszaak en geen juridische assistente. Door deze omstandigheden heeft zij de termijn voor het instellen van hoger beroep laten verstrijken en appellant mag hier niet de dupe van worden.
De Raad is van oordeel dat in verzet geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. De Raad heeft begrip voor de moeilijke situatie waarin de gemachtigde van appellant verkeerde. Deze omstandigheden kunnen echter niet leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het had op de weg van de gemachtigde van appellant gelegen om tijdig hulp in te schakelen om termijnen veilig te stellen. De Raad merkt daarbij op dat appellant ter zitting heeft verklaard dat hij regelmatig contact met zijn gemachtigde heeft onderhouden, om te informeren of al hoger beroep was ingesteld. Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad dienen de gevolgen van het handelen of nalaten van een gemachtigde in beginsel voor rekening te komen van degene die de behartiging van zijn belangen aan die gemachtigde heeft toevertrouwd.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2019.
(getekend) C.H. Bangma
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
md