Op 15 november 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster verzet heeft aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Raad. De eerdere uitspraak, gedaan op 23 januari 2019, verklaarde het verzoek van verzoekster om herziening niet ontvankelijk omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Verzoekster had verzet aangetekend, maar op de zitting van 4 oktober 2019 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht, dat uiterlijk op 5 oktober 2018 betaald had moeten zijn, pas op 26 maart 2019 is ontvangen. Dit betekent dat verzoekster in verzuim was en geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een andere conclusie. De Raad heeft daarom het verzet ongegrond verklaard. Het betaalde griffierecht van € 126,- zal door de griffier aan verzoekster worden terugbetaald, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door C.H. Bangma, met J. Smolders als griffier.