ECLI:NL:CRVB:2019:3671

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 november 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
18/4187 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoek om herziening van uitspraak inzake griffierecht

Op 15 november 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster verzet heeft aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Raad. De eerdere uitspraak, gedaan op 23 januari 2019, verklaarde het verzoek van verzoekster om herziening niet ontvankelijk omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Verzoekster had verzet aangetekend, maar op de zitting van 4 oktober 2019 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht, dat uiterlijk op 5 oktober 2018 betaald had moeten zijn, pas op 26 maart 2019 is ontvangen. Dit betekent dat verzoekster in verzuim was en geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een andere conclusie. De Raad heeft daarom het verzet ongegrond verklaard. Het betaalde griffierecht van € 126,- zal door de griffier aan verzoekster worden terugbetaald, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door C.H. Bangma, met J. Smolders als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 15 november 2019
18/4187 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 juni 2018, 17/7339 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] , Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 in verbinding met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht van 23 januari 2019 heeft de Raad het door verzoekster ingediende verzoek om herziening niet ontvankelijk verklaard.
Verzoekster heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 4 oktober 2019. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 23 januari 2019 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoekster niet in verzuim is geweest.
Verzoekster heeft in verzet geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest. Binnen de gestelde termijn, die eindigde op 5 oktober 2018, is door de Raad geen griffierecht ontvangen. Pas op
26 maart 2019 heeft de Raad het griffierecht ontvangen. Dat is (ruim) na afloop van de gestelde termijn.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 126,-) zal door de griffier van de Raad aan verzoekster worden terugbetaald.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het verzet ongegrond;
- bepaalt dat het betaalde griffierecht van € 126,- door de griffier van de Centrale Raad van
Beroep aan verzoekster wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2019.
(getekend) C.H. Bangma
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
md

DECISION

Le Centrale Raad van Beroep (conseil central d’appel)
- déclare l’opposition non fondée;
- décide que le droit de greffe de € 126,00 payé est remboursé à l’appelant par le greffier du
Centrale Raad van Beroep.
Ce verdict a été fait par C.H. Bangma en présence de J. Smolders en qualité de greffier.
La décision a été prononcée en public le 15 novembre 2019.