ECLI:NL:CRVB:2019:368

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
18-839 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Stehouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bijzondere bijstand en dwangsom

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp gegrond werd verklaard, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand werden gelaten. De zaak betreft een aanvraag van appellante voor bijzondere bijstand voor de kosten van griffierecht, ingediend op 24 juli 2012. Het college heeft op deze aanvraag beslist op 24 augustus 2012. Appellante heeft het college in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag, maar het college heeft in een besluit van 5 februari 2013 bepaald dat het geen dwangsom verschuldigd is. Het college verklaarde het bezwaar tegen dit besluit niet-ontvankelijk in een besluit van 19 september 2013.

De rechtbank oordeelde dat het college tijdig op de aanvraag had beslist en dat er geen dwangsom verschuldigd was. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij niet begreep dat het college met het besluit van 24 augustus op haar aanvraag had beslist. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad concludeerde dat het college terecht had vastgesteld dat het geen dwangsom verschuldigd was, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A. Stehouwer, in tegenwoordigheid van F. Demiroğlu als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 22 januari 2019.

Uitspraak

18.839 WWB

Datum uitspraak: 22 januari 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
28 december 2017, 13/8687 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp (college)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2018. Appellante is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. L.J.A. Edelaar.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 24 juli 2012 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van griffierecht. Bij besluit van 24 augustus 2012 heeft het college beslist op de aanvraag van appellante van 24 juli 2012.
1.2.
Bij brief van 30 januari 2013 heeft appellante het college in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen haar aanvraag van 24 juli 2012. Bij besluit van 5 februari 2013 heeft het college bepaald dat hij geen dwangsom is verschuldigd.
1.3.
Bij besluit van 19 september 2013 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 5 februari 2013 niet-ontvankelijk verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, en de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Hiertoe heeft de rechtbank, samengevat weergegeven, overwogen dat het college het bezwaar ongegrond had moeten verklaren omdat het college tijdig op de aanvraag van appellante heeft beslist, zodat hij jegens appellante geen dwangsom was verschuldigd.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante stelt dat zij niet heeft begrepen dat het college met het besluit van
24 augustus op haar aanvraag van 24 juli 2012 heeft beslist. Appellante heeft dit uit
(de inhoud van) dit besluit en de bij dit besluit geretourneerde aanvraag moeten kunnen opmaken. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college tijdig op de aanvraag van appellante heeft beslist, zodat hij jegens appellante geen dwangsom was verschuldigd.
4.2.
Wat appellante heeft aangevoerd over (de inhoud van) haar aanvraag, behoeft hier geen bespreking aangezien in de onderhavige procedure slechts ter beoordeling voorligt de – al in 4.1 beantwoorde – vraag of het college terecht heeft vastgesteld dat hij geen dwangsom is verschuldigd.
4.3.
Gelet op 4.1 en 4.2 slaagt het hoger beroep niet, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Stehouwer, in tegenwoordigheid van F. Demiroğlu als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2019.
(getekend) A. Stehouwer
(getekend) F. Demiroğlu
md