ECLI:NL:CRVB:2019:370

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
18-836 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Stehouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake dwangsommen en bekendmaking van besluiten in het bestuursrecht

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp ongegrond werd verklaard. De zaak betreft de vraag of het college dwangsommen verschuldigd is aan appellante, die het college in gebreke had gesteld vanwege het uitblijven van besluiten op haar bezwaarschriften. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het college tijdig heeft beslist en dat appellante de ontvangst van de besluiten niet expliciet heeft ontkend. De Raad concludeert dat de bekendmaking van de besluiten correct heeft plaatsgevonden en dat het college geen dwangsommen verschuldigd is, aangezien het al eerder op de bezwaarschriften van appellante had beslist. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.836 WWB

Datum uitspraak: 22 januari 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
28 december 2017, 13/7167 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp (college)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2018. Appellante is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. L.J.A. Edelaar.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 10 januari 2013 heeft appellante het college in gebreke gesteld in verband met het uitblijven van besluiten op een vijftal bezwaarschriften van 25 juni 2012.
1.2.
Bij besluit van 5 februari 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van
17 juli 2013 (bestreden besluit), heeft het college, voor zover hier van belang, bepaald dat hij geen dwangsommen is verschuldigd, aangezien hij reeds bij besluiten van 7 november 2012 op de bezwaren van appellante van 25 juni 2012 heeft beslist.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
4.2.
Appellante heeft de ontvangst van de besluiten van 7 november 2012 ook ter zitting, niet expliciet ontkend. De enkele stelling van appellante dat uit het feit dat ze het college in gebreke heeft gesteld blijkt dat even genoemde besluiten haar niet hebben bereikt, is geen op objectieve gegevens gebaseerde ontkenning van de ontvangst van de even genoemde besluiten. De Raad gaat uit van een juiste bekendmaking van die besluiten.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij ten aanzien van appellante geen dwangsommen is verschuldigd. Het college had immers al op appellante haar bezwaarschriften van 25 juni 2012 beslist voor de ingebrekestelling.
4.4.
Gelet op 4.2 en 4.3 slaagt het hoger beroep niet, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Stehouwer, in tegenwoordigheid van F. Demiroğlu als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2019.
(getekend) A. Stehouwer
(getekend) F. Demiroğlu
md