Uitspraak
17.6486 AKW
16 augustus 2017, 16/1354 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
(geboren [in] 2001). Op 6 februari 2008 is de op 9 januari 2008 tussen appellante en haar ex-echtgenoot uitgesproken echtscheiding ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand. Op 5 december 2007 is tussen beiden een co-ouderschapsregeling overeengekomen, waarbij is afgesproken dat de kinderbijslag en de belastingvoordelen die verband houden met de zorg voor [naam dochter] ten goede komen aan appellante.
2 augustus 2011 bekendgemaakt dat is geregistreerd dat appellante vanaf het vierde kwartaal van 2011 de aanvrager is van de kinderbijslag voor [naam dochter]. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
ex-echtgenoot te registreren als de aanvrager van de kinderbijslag voor [naam dochter] over het eerste kwartaal van 2008 tot het vierde kwartaal van 2011, zodat zij ook over die periode alsnog zelf in aanmerking kan komen voor kindertoeslag en kindgebonden budget.
22 maart 2016 (bestreden besluit) ongegrond geacht. Daaraan heeft de Svb ten grondslag gelegd dat appellante geen in aanmerking te nemen nieuwe feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht naar voren heeft gebracht en dat het besluit van 25 februari 2008 niet onmiskenbaar onjuist is als gevolg van fouten van de Svb.
3.1. In hoger beroep heeft appellante primair aangevoerd dat de Svb het besluit van
25 februari 2008 ten tijde van belang niet op de voorgeschreven wijze aan haar bekend heeft gemaakt. Verder heeft appellante in essentie aangevoerd dat er sprake is van een zodanig bijzondere situatie dat daarin een grond gelegen is om haar alsnog over het eerste kwartaal van 2008 tot het vierde kwartaal van 2011 aan te merken als de aanvrager van de kinderbijslag voor [naam dochter]. Daarbij heeft appellante de Raad gevraagd om de Svb te veroordelen tot schadevergoeding in verband met door haar over het eerste kwartaal van 2008 tot het vierde kwartaal van 2011 misgelopen kindertoeslag en kindgebonden budget.
eerste kwartaal van 2008 aan te merken als de aanvrager van de kinderbijslag voor [naam dochter].
ex-echtgenoot van appellante in verband met de hoogte van zijn inkomen niet in aanmerking komt voor kindertoeslag en kindgebonden budget over 2008 tot en met 2011, is al sinds 2011 bekend en niet pas sinds 2015. Verder is naar het oordeel van de Raad bij het bestreden besluit terecht vastgesteld dat niet is gebleken dat het onder 1.2 vermelde besluit van
25 februari 2008 onmiskenbaar onjuist is als gevolg van fouten van de Svb. In dit verband herinnert de Raad eraan dat het niet aan de Svb is om te bepalen op welke wijze co-ouders hun eventuele aanspraken op kindertoeslag en kindgebonden budget het best kunnen realiseren. Van een zeer bijzondere situatie op grond waarvan de Svb het verzoek van appellante van augustus 2015 met terugwerkende kracht tot begin 2008 zou moeten inwilligen is geen sprake.
BESLISSING
bevestigt de aangevallen uitspraak;
E.D. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2019.