ECLI:NL:CRVB:2019:371
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake dwangsom en tijdige besluitvorming door het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 28 december 2017 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp ongegrond verklaarde. Het college had eerder, op 20 december 2012, beslist dat het geen dwangsommen verschuldigd was aan appellante, die het college in gebreke had gesteld wegens het niet tijdig beslissen op aanvragen voor bijzondere bijstand. De rechtbank oordeelde dat het college tijdig had beslist en dat appellante de ontvangst van de besluiten niet expliciet had ontkend.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellante had op 10 december 2012 het college in gebreke gesteld, maar het college had al vóór deze ingebrekestelling op de aanvragen beslist. De besluiten van 24 augustus en 17 oktober 2012 waren aan appellante bekendgemaakt, en de Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat deze besluiten haar niet hadden bereikt. De Raad oordeelde dat het college terecht had gesteld dat het geen dwangsommen verschuldigd was, omdat het al op de aanvragen had beslist voordat de ingebrekestelling was ingediend.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 22 januari 2019.