ECLI:NL:CRVB:2019:371

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
18-834 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Stehouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake dwangsom en tijdige besluitvorming door het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 28 december 2017 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp ongegrond verklaarde. Het college had eerder, op 20 december 2012, beslist dat het geen dwangsommen verschuldigd was aan appellante, die het college in gebreke had gesteld wegens het niet tijdig beslissen op aanvragen voor bijzondere bijstand. De rechtbank oordeelde dat het college tijdig had beslist en dat appellante de ontvangst van de besluiten niet expliciet had ontkend.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellante had op 10 december 2012 het college in gebreke gesteld, maar het college had al vóór deze ingebrekestelling op de aanvragen beslist. De besluiten van 24 augustus en 17 oktober 2012 waren aan appellante bekendgemaakt, en de Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat deze besluiten haar niet hadden bereikt. De Raad oordeelde dat het college terecht had gesteld dat het geen dwangsommen verschuldigd was, omdat het al op de aanvragen had beslist voordat de ingebrekestelling was ingediend.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 22 januari 2019.

Uitspraak

18.834 PW

Datum uitspraak: 22 januari 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 december 2017, 13/5430 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp (college)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2018. Appellante is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. L.J.A. Edelaar.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 10 december 2012 het college in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op aanvragen bijzondere bijstand voor de kosten van griffierecht in een viertal procedures. Bij besluit van 20 december 2012 heeft het college bepaald dat hij geen dwangsommen is verschuldigd. Tegen dit besluit heeft appellante bezwaar gemaakt.
1.2.
Bij besluit van 28 mei 2013 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 20 december 2012 kennelijk ongegrond verklaard. Hieraan ligt ten grondslag dat het college al vóór de ingebrekestelling heeft beslist op de aanvragen van appellante. De betreffende besluiten van 24 augustus en 17 oktober 2012 zijn door middel van aangetekende verzending aan appellante bekendgemaakt. Met die besluiten zijn ook de betreffende aanvragen aan appellante geretourneerd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
4.2.
Appellante heeft de ontvangst van de besluiten van 24 augustus en 17 oktober 2012 ook ter zitting, niet expliciet ontkend. De enkele stelling van appellante dat uit het feit dat ze het college in gebreke heeft gesteld blijkt dat even genoemde besluiten haar niet hebben bereikt, is geen op objectieve gegevens gebaseerde ontkenning van de ontvangst van de even genoemde besluiten. De Raad gaat uit van een juiste bekendmaking van die besluiten.
4.3.
Verder stelt appellante dat zij niet heeft begrepen dat het college met de besluiten van 24 augustus en 17 oktober 2012 op haar aanvragen als bedoeld in 1.1 heeft beslist.
Appellante heeft dit uit (de inhoud van) die besluiten en de bij die besluiten geretourneerde aanvragen moeten kunnen opmaken.
4.4.
Het college heeft zich aldus terecht op het standpunt gesteld dat hij ten aanzien van appellante geen dwangsommen is verschuldigd. Het college had immers al op appellante haar aanvragen beslist voor de ingebrekestelling.
4.5.
Gelet op 4.2 tot en met 4.4 slaagt het hoger beroep niet, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Stehouwer, in tegenwoordigheid van F. Demiroğlu als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2019.
(getekend) A. Stehouwer
(getekend) F. Demiroğlu
md