In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een verzoek om herziening van een eerder ontslagbesluit van de gemeente Delfzijl. Appellante, die werkzaam was bij de gemeente, had in 2009 ontslag gekregen, maar dit ontslag werd in 2010 herroepen. In 2016 verzocht zij om herziening van de uitspraak van de rechtbank die het beroep tegen het herroepen ontslag ongegrond had verklaard. Appellante stelde dat er nieuwe feiten waren, namelijk de toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering door het Uwv, die haar ziekte als oorzaak van haar gedrag voorafgaand aan het ontslag zou onderbouwen. De rechtbank wees het verzoek om herziening af, omdat niet voldaan was aan de vereisten van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van appellante opnieuw beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad stelde vast dat de omstandigheden die tot het ontslag leidden, zich vóór de ontslagdatum hadden voorgedaan en dat de nieuwe feiten niet relevant waren voor de beoordeling van het ontslag. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om herziening af.