Uitspraak
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de aanvraag van appellante om bijstand ingevolge de Participatiewet, die door het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellante geen bankafschriften had overgelegd van de vennootschap onder firma waarvan zij en haar ex-echtgenoot vennoten waren. Het college stelde dat zonder deze bankafschriften niet vastgesteld kon worden of appellante in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.
De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd, waarbij werd bepaald dat appellante met ingang van 18 augustus 2015 recht op bijstand had. Echter, in hoger beroep was enkel de afwijzing van bijstand over de periode van 25 juni 2015 tot 18 augustus 2015 in geschil. De Centrale Raad oordeelde dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat appellante niet voldoende duidelijkheid had verschaft over haar financiële situatie.
Appellante voerde aan dat de gevraagde bankafschriften niet relevant waren voor de beoordeling van haar aanvraag, maar de Raad oordeelde dat het college terecht had gesteld dat deze documenten noodzakelijk waren. De Raad concludeerde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet in staat was om de bankafschriften te verkrijgen. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling tot schadevergoeding of proceskosten.