ECLI:NL:CRVB:2019:3827
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- F. Demiroğlu
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing bijstandsaanvraag en inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij de aanvraag om bijstand van appellante op 12 november 2015 was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Groningen. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat appellante niet aan haar inlichtingenverplichting had voldaan. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit van 12 juli 2016 gegrond verklaard, het besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De rechtbank oordeelde dat het college ten onrechte had gesteld dat er onduidelijkheid bestond over verschillende vermogensbestanddelen, waaronder de opbrengst van een woning in Frankrijk, de waarde van sieraden en een woning in India. De rechtbank concludeerde dat appellante de gevraagde inlichtingen had verstrekt en dat het college haar niet om aanvullende informatie had gevraagd voordat het besluit werd genomen.
In het hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het college onzorgvuldig heeft gehandeld door haar herhaaldelijk om gegevens te vragen, wat volgens haar een schending van haar privacy zou zijn in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het college wettelijk bevoegd was om deze gegevens te vragen op basis van artikel 53a van de Participatiewet (PW). De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en vernietigde het nader besluit van het college, waarbij het college werd opgedragen om opnieuw te beslissen over de bijstandsaanvraag.
De Raad oordeelde dat het recht op bijstand per 12 november 2015 moet worden vastgesteld, tenzij het college kan aantonen dat de middelen van appellante zodanig hoog zijn dat er geen recht op bijstand bestaat. Tevens heeft de Raad het verzoek van appellante om schadevergoeding toegewezen in de vorm van wettelijke rente over de toe te kennen bijstand. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen.