ECLI:NL:CRVB:2019:3889
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig indienen van beroepsgronden leidt tot niet-ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A. el Kadi, had hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn beroep door de rechtbank. De rechtbank had geoordeeld dat het beroepschrift van de appellant niet voldeed aan de vereisten, omdat de gronden van het beroep ontbraken. De rechtbank had de appellant in de gelegenheid gesteld om dit gebrek binnen een bepaalde termijn te herstellen, maar de appellant heeft hier niet op gereageerd.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen bevestigd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het beroepschrift niet aan de wettelijke vereisten voldeed. De Raad heeft daarbij verwezen naar de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat een beroepschrift ondertekend moet zijn en de gronden van het beroep moet bevatten. De Raad oordeelde dat het feit dat de rechtbank een zitting had gepland om het beroep te behandelen, niet betekende dat de appellant zijn verplichtingen had nageleefd. De Raad heeft het hoger beroep van de appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepsgronden en de gevolgen van het niet voldoen aan de wettelijke vereisten voor de ontvankelijkheid van een beroep. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen, wat gebruikelijk is in gevallen waarin de uitspraak in het voordeel van de verweerder is.