ECLI:NL:CRVB:2019:3973
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de berekening van de buitenlandbijdrage door het CAK
Op 11 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante, die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, woonachtig in België, ontving in 2016 een pensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet en een pensioen van Achmea. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat de gemeente [gemeente 1] in België heeft bevestigd dat appellante zich op 15 februari 2016 in die gemeente heeft gevestigd. Deze datum is door het CAK gehanteerd bij de berekening van de buitenlandbijdrage over 2016, die is vastgesteld op € 2.099,60, na verrekening resteert een te betalen bedrag van € 690,92.
De rechtbank had het beroep van appellante gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat het CAK ten onrechte heeft aangenomen dat zij sinds 15 februari 2016 in België woont en heeft verzocht om vaststelling van de eigenlijke datum van vestiging. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de buitenlandbijdrage correct is berekend over de periode van 15 februari 2016 tot en met 31 december 2016. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een andere datum te hanteren dan de door de gemeente opgegeven datum.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er zijn geen proceskosten aan de orde gesteld. De uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van griffier C.I. Heijkoop, en is openbaar uitgesproken op 11 december 2019.