ECLI:NL:CRVB:2019:4082

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
19/1657 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht in sociale zekerheidszaak

Op 17 december 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/1657 AOW-V. Het betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak van 8 augustus 2019, waarin het beroep van appellant niet-ontvankelijk was verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant, vertegenwoordigd door mr. J.H. Weermeijer, heeft verzet aangetekend, waarbij is aangetoond dat het griffierecht op 5 juli 2019 wel degelijk tijdig was betaald. Dit griffierecht was echter per abuis op 9 juli 2019 teruggestort vanwege een fout in het betalingskenmerk. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het verzet gegrond is en de eerdere uitspraak van 8 augustus 2019 vervalt. Het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond, en appellant krijgt een nieuwe termijn om het verschuldigde griffierecht van € 47,- te voldoen. Tevens is de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) veroordeeld in de proceskosten van het verzet tot een bedrag van € 512,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier R.H. Koopman, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 december 2019
19/1657 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het geding tussen:
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht van 8 augustus 2019 heeft de Raad het beroep van appellant tegen het besluit van verweerder van 1 maart 2019 niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellant heeft mr. J.H. Weermeijer verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 26 november 2019. Namens appellant is mr. Weermeijer verschenen. De Svb is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 8 augustus 2019 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de in de brief van 8 juni 2019 gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet is gebleken dat het griffierecht wel tijdig op 5 juli 2019 is betaald. Op 9 juli 2019 is het griffierecht per abuis teruggestort op de rekening van de gemachtigde van appellant wegens het ontbreken van de laatste vier cijfers van het betalingskenmerk.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van 8 augustus 2019 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Aan de gemachtigde van appellant zal een nieuwe termijn worden gegund voor het voldoen van het verschuldigde griffierecht van € 47,-.
De Raad ziet aanleiding de Svb te veroordelen in de proceskosten van het verzet van appellant tot een bedrag van € 512,- voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het verzet gegrond;
  • veroordeelt de Svb in de proceskosten van het verzet van appellant tot een bedrag van
€ 512,-.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van R.H. Koopman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2019.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) R.H. Koopman

OS