ECLI:NL:CRVB:2019:4089
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten medische expertise op grond van buitenwettelijk beleid
In deze zaak heeft appellant op 24 november 2017 bijzondere bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet (PW) voor de kosten van een arbeidsmedische expertise, die op 19 juli 2017 was gefactureerd. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten meer dan drie maanden voor de aanvraag waren gemaakt. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de aanvraag te laat was ingediend. Hij stelde dat hij zijn aanvraag slechts een maand te laat had ingediend en dat dit een beperkte overschrijding van de termijn betrof. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de aanvraag niet binnen de gestelde termijn van drie maanden na het ontstaan van de kosten was ingediend, en dat het college het buitenwettelijk begunstigend beleid consistent had toegepast.
De Raad heeft de gronden van appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet nieuw waren en dat de rechtbank deze al gemotiveerd had weerlegd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door J.L. Boxum, in tegenwoordigheid van griffier J.B. Beerens, en is openbaar uitgesproken op 17 december 2019.