ECLI:NL:CRVB:2019:4253
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten van anti-allergische vloerbedekking zonder medische noodzaak
In deze zaak heeft appellante op 4 mei 2018 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op basis van de Participatiewet, specifiek voor de kosten van antiallergische vloerbedekking. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat de kosten tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat er geen medische noodzaak was voor vergoeding. De GGD werd ingeschakeld voor medisch advies, waaruit bleek dat appellante, die al langer last had van astma, zelf maatregelen had moeten nemen bij het betrekken van haar woning. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.
In hoger beroep voerde appellante aan dat het college onvoldoende onderzoek had gedaan en dat het college verantwoordelijk was voor het bieden van een adequate oplossing voor haar woonproblemen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college zorgvuldig had gehandeld bij de voorbereiding van het afwijzingsbesluit. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat er relevante gegevens ontbraken en dat het college inzichtelijk had gemaakt hoe het besluit tot stand was gekomen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waardoor de afwijzing van de bijzondere bijstand in stand bleef.