ECLI:NL:CRVB:2019:452
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen niet-ontvankelijk verklaring studiefinanciering en hoogte lening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van haar studieschuld, maar de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. De Raad oordeelde dat de minister de besluiten met betrekking tot de studiefinanciering en de hoogte van de lening terecht naar het door appellante opgegeven adres had gestuurd, omdat de minister geen adreswijziging had ontvangen. Appellante had de verplichting om haar adres tijdig te wijzigen. De rechtbank had het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat zij het griffierecht niet had betaald. Appellante stelde echter dat zij geen nota had ontvangen voor het griffierecht en dat de rechtbank haar niet had gewezen op de verschuldigdheid ervan. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk had verklaard, omdat niet was aangetoond dat appellante op de hoogte was gesteld van het griffierecht. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep ongegrond, maar veroordeelde de minister in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.024,-.