ECLI:NL:CRVB:2019:61
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- L.J.M. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin werd geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een zorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht. Appellant, die sinds 2010 uitgevallen is uit zijn functie als vakbondconsulent vanwege nekklachten en hoofdpijn, heeft in 2011 en 2014 verschillende besluiten ontvangen van het Uwv met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering. Na een herbeoordeling in 2015 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant geschikt is voor zijn eigen werk, maar appellant is het hier niet mee eens en stelt dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Hij heeft diverse medische rapporten ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen reden is om aan te nemen dat de belastbaarheid van appellant onjuist is ingeschat. In hoger beroep heeft appellant opnieuw gesteld dat er meer beperkingen zijn dan vastgesteld, maar de Centrale Raad van Beroep onderschrijft het oordeel van de rechtbank en bevestigt de eerdere uitspraak. De Raad concludeert dat het medisch onderzoek door het Uwv deugdelijk is uitgevoerd en dat appellant in medisch opzicht geschikt is voor zijn eigen werk. De uitspraak is gedaan op 2 januari 2019.