ECLI:NL:CRVB:2019:820
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning WGA-vervolguitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsklasse
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 28 december 2016 het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellant, die na een motorongeval op 8 juli 2013 gezondheidsklachten ondervond, had in 2015 geen recht op een uitkering op grond van de Wet WIA vastgesteld, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een herbeoordeling door het Uwv in 2016, werd het arbeidsongeschiktheidspercentage verhoogd naar 39,85%, waardoor appellant recht kreeg op een WGA-vervolguitkering. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om de conclusies van de verzekeringsarts te betwijfelen. Appellant stelde in hoger beroep dat zijn beperkingen niet goed waren meegewogen, maar de Raad onderschreef de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.