ECLI:NL:CRVB:2019:878
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing bijstandsaanvraag op grond van de Participatiewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de afwijzing van een bijstandsaanvraag op grond van de Participatiewet (PW) door het college van burgemeester en wethouders van Lelystad werd bevestigd. Appellant had op 12 januari 2017 bijstand aangevraagd en stelde dat hij woonachtig was op een bepaald adres. Echter, na onderzoek door de gemeente bleek dat appellant niet zijn hoofdverblijf op dat adres had. Het college baseerde zijn besluit op lage verbruiksgegevens van water, gas en elektriciteit, en bevindingen van een huisbezoek waaruit bleek dat er geen voedsel in de woning aanwezig was. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de periode van 22 januari 2017 tot en met 12 april 2017 zijn hoofdverblijf op het opgegeven adres had. De Raad benadrukte dat de aanvrager van bijstand verplicht is om juiste en volledige informatie te verstrekken over zijn woon- en verblijfsituatie. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de omstandigheden, zoals het lage verbruik van water en de bevindingen tijdens het huisbezoek, niet voldoende waren om aan te tonen dat appellant recht had op bijstand. De uitspraak werd gedaan op 12 maart 2019.