ECLI:NL:CRVB:2019:918

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
19 maart 2019
Zaaknummer
17/6908 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Stehouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van duurzaam gescheiden leven in het kader van sociale zekerheidsuitkeringen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de herziening en terugvordering van uitkeringen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de afwijzing van een aanvraag om een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling). De centrale vraag was of de appellanten, die in gemeenschap van goederen waren gehuwd, duurzaam gescheiden leefden. Appellante woonde in de woning van appellant, die op beide namen stond, en zij hadden samen meerdere bankrekeningen. Ondanks dat appellante een eigen leven leidde, concludeerde de Raad dat er sprake was van financiële verstrengeling, wat tegen de stelling van duurzaam gescheiden leven inging.

De Raad oordeelde dat de feiten, zoals de gezamenlijke bankrekeningen en de gezamenlijke woning, wezenlijk zijn voor de beoordeling van de situatie. De stelling van appellanten dat zij geen andere hypotheek konden regelen bij de bank werd als irrelevant beschouwd, omdat de feiten bepalend zijn en niet de wensen van de appellanten. Ook het beroep op artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens werd niet onderbouwd en derhalve verworpen. De Centrale Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

17/6908 PW-PV, 18/202 AOW-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 8 september 2017, 17/1413, en 28 november 2017, 17/1438 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats 1] (appellante) en [appellant] te [woonplaats 2] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 19 februari 2019
Zitting heeft: A. Stehouwer als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: V.Y. van Almelo
Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. D. Matadien, advocaat. Mr. Matadien is ook verschenen voor appellant. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
J.A.J. Groenendaal.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken en wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Zowel bij de herziening en de terugvordering van door appellant ontvangen uitkering op grond van de Algemene ouderdomswet als bij de afwijzing van de aanvraag om een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van appellante is in geschil of appellanten in de periodes hier van belang duurzaam gescheiden hebben geleefd.
Geen punt van discussie is dat appellanten in gemeenschap van goederen gehuwd waren, dat appellante in een woning van appellant woonde, dat appellant in een woning woonde die op beide namen staat en dat appellanten samen meerdere bankrekeningen hadden. Er zijn een heleboel feiten waaruit duidelijk is dat appellante een eigen leven leidt, maar bij duurzaam gescheiden leven zijn alle feiten van belang. Uit de eerdergenoemde woningen en bankrekeningen volgt dat er financiële verstrengeling is. Dat appellant voor appellante de aanvraag om een AIO-aanvulling heeft ingediend valt ook onder deze verstrengeling.
De stelling van appellanten dat het niet mogelijk is om bij de bank een andere hypotheek te regelen, is gelet op de jurisprudentie van de Raad niet van belang. Het gaat om de feiten en niet om hoe appellanten het liever zouden willen. Hetzelfde geldt bij de bankrekeningen. Dat er geen fiscaal partnerschap is, is niet bestreden, maar ook dat laat onverlet dat er financiële verstrengeling is.
Appellant heeft nog een beroep gedaan op artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, maar dit niet onderbouwd.
Voor een toewijzing van het verzoek om schadevergoeding is geen grond.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) V.Y. van Almelo (getekend) A. Stehouwer
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.
ij