ECLI:NL:CRVB:2019:918
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van duurzaam gescheiden leven in het kader van sociale zekerheidsuitkeringen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de herziening en terugvordering van uitkeringen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de afwijzing van een aanvraag om een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling). De centrale vraag was of de appellanten, die in gemeenschap van goederen waren gehuwd, duurzaam gescheiden leefden. Appellante woonde in de woning van appellant, die op beide namen stond, en zij hadden samen meerdere bankrekeningen. Ondanks dat appellante een eigen leven leidde, concludeerde de Raad dat er sprake was van financiële verstrengeling, wat tegen de stelling van duurzaam gescheiden leven inging.
De Raad oordeelde dat de feiten, zoals de gezamenlijke bankrekeningen en de gezamenlijke woning, wezenlijk zijn voor de beoordeling van de situatie. De stelling van appellanten dat zij geen andere hypotheek konden regelen bij de bank werd als irrelevant beschouwd, omdat de feiten bepalend zijn en niet de wensen van de appellanten. Ook het beroep op artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens werd niet onderbouwd en derhalve verworpen. De Centrale Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.