ECLI:NL:CRVB:2020:1192
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 31 januari 2019. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 juni 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De reden hiervoor is dat appellant het verschuldigde griffierecht van € 128,- niet tijdig heeft betaald.
Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierechten te betalen bij het indienen van een beroepschrift. Appellant is herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht te voldoen, maar heeft geen tijdige betaling gedaan. Ondanks dat appellant een beroep op betalingsonmacht heeft gedaan, heeft de Raad geoordeeld dat hij niet aan de criteria voor betalingsonmacht voldoet.
De Raad heeft appellant meerdere keren in de gelegenheid gesteld om zijn financiële situatie te onderbouwen en om het griffierecht te betalen, maar appellant heeft hier niet aan voldaan. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat appellant in verzuim is geweest met de betaling van het griffierecht. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 juni 2020.