Uitspraak
Datum uitspraak: 11 juni 2020
16/1393 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht
in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
19 januari 2016, 15/6366 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemerksverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. Ö. Arslan, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 9 december 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 20 december 2019 heeft mr. C.L. van Oostveen, als opvolgend gemachtigde, werkzaam bij Van den Heuvel advocatuur, namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Vervolgens heeft mr. R.G. van den Heuvel bij brief van 25 februari 2020 het verzoek om vergoeding van proceskosten toegelicht.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 9 december 2019 geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De gemachtigde van appellante heeft het verzoek om veroordeling in de kosten beperkt tot de kosten in bezwaar en in hoger beroep. De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.050,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting) en € 1.050,- in hoger beroep
(1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
Wat betreft het verzoek om vergoeding van proceskosten voor de schriftelijke zienswijze na het verslag van het deskundigenonderzoek wordt opgemerkt dat geen zienswijze is ontvangen, zodat geen kosten worden vergoed.
Met betrekking tot de vordering van de gemaakte kosten van € 75,- in verband met het opvragen van medische informatie bij OCA is de Raad van oordeel dat deze vordering voor vergoeding in aanmerking komt.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.175,-.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2020.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) J.A. Achterberg
GdJ