ECLI:NL:CRVB:2020:1236

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juni 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
18/3742 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om terug te komen op eerder besluit inzake kinderbijslag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om terug te komen op een eerder besluit van 31 juli 2015, waarin enkelvoudige kinderbijslag was toegekend voor zijn kind, dat in 2015 was overleden. De Svb had het verzoek van de appellant om herziening van dit besluit afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangedragen die een herziening rechtvaardigden. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de argumenten van de appellant niet nieuw waren en dat de eerdere uitspraak van de Raad van 10 maart 2017, waarin was geoordeeld dat de appellant geen recht had op dubbele kinderbijslag, nog steeds van toepassing was. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.3742 AKW

Datum uitspraak: 11 juni 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 juni 2018, 17/4741 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben niet binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 31 juli 2015 heeft de Svb enkelvoudige kinderbijslag toegekend aan appellant ten behoeve van zijn kind [naam kind], geboren [geboortedatum] 1997 en overleden op [sterfdatum] 2015. Met de uitspraak van de Raad van 10 maart 2017 is dit besluit rechtens onaantastbaar geworden. In die uitspraak is geoordeeld dat appellant geen recht heeft op dubbele kinderbijslag.
1.2.
Appellant heeft de Svb op 17 april 2017 verzocht om terug te komen van het besluit van 31 juli 2015. Dit verzoek is door de Svb bij beslissing van 9 mei 2017 afgewezen. Bij beslissing op bezwaar van 29 juni 2017 (bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 9 mei 2017 gehandhaafd. Volgens de Svb heeft appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen op grond waarvan de Svb zijn besluit van 31 juli 2015 dient te herzien. Ook is niet gebleken dat dat besluit onmiskenbaar onjuist was.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Met verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 20 december 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:4872) heeft de rechtbank uiteengezet op welke wijze het bestreden besluit moet worden beoordeeld. Vastgesteld is dat appellant dezelfde argumenten heeft aangedragen als in de procedure die geëindigd is met de uitspraak van de Raad van 10 maart 2017. Verder is niet gebleken dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat uit medisch onderzoek is gebleken dat zijn kind volledig arbeidsongeschikt was, zodat hij op die grond recht heeft op een uitkering van de Svb.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad kan zich geheel vinden in hetgeen de rechtbank heeft overwogen. Zowel in het bestreden besluit als in de aangevallen uitspraak is uitgebreid uiteengezet waarom de hernieuwde aanvraag van appellant niet voor toewijzing in aanmerking komt. Deze overwegingen worden overgenomen.
4.2.
De aangevallen uitspraak moet daarom worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van E.M. Welling als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2020.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) E.M. Welling