In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die een persoonsgebonden budget (pgb) aanvraagt voor zorgverlening. Verzoeker, geboren in 1951, heeft psychosociale en lichamelijke beperkingen en verblijft sinds 2016 bij een kleinschalig wooninitiatief. Het college van burgemeester en wethouders van Midden-Groningen heeft eerder besloten dat verzoeker niet in aanmerking komt voor beschermd wonen bij dit wooninitiatief, omdat het niet voldoet aan de vereiste 24-uurstoezicht. Verzoeker heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij zijn ondersteuning niet kan betalen zonder het pgb.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek om een voorlopige voorziening voldoende spoedeisend is. Hij betwijfelt of het college's standpunt dat verzoeker 24-uurstoezicht nodig heeft, juist is, en merkt op dat er geen deskundigenrapporten zijn die dit standpunt onderbouwen. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college aan verzoeker een pgb van € 32.500,- op jaarbasis moet verstrekken, zodat hij de benodigde zorg kan blijven ontvangen. Tevens wordt het college veroordeeld in de kosten van verzoeker en het kleinschalig wooninitiatief. De uitspraak benadrukt de noodzaak van adequate zorg en de rol van het pgb in het waarborgen van de ondersteuning voor kwetsbare personen.